Nen uil.

Nen uil dus. Elke morgen (kwestie van de sfeer feeëriek te houden, want in werkelijkheid is het natuurlijk niet elke morgen, eerder sporadisch eens een ochtend hier en daar) zit ie daar. Den uil. Soms ook 's avonds. De strigiformes. Met een familielid die ooit in zijn verre kindertijd ornithologische ambities koesterde, weet ik hem wel te herkennen, die vogel. Doodstil zit hij te turen op een paaltje tot ik aan kom gereden op mijn stalen ros, stampvoetend trappend tegen de striemende tegenwind of net neuriënd peddelend gedreven door een briesje in de rug. En hups, dan vliegt hij rakelings voorbij. Net boven de grond, zijn linkervleugel flirtend met mijn voorwiel, haast hij zich de donkere velden in. Alsof mijn passage zijn leven een cadans geeft, een vaste waarde die zelfs uilen kunnen appreciëren in het regelen der levensdagen. Lies fietst voorbij, tijd om dodo te doen, Lies kart wederom voorbij, tijd om op te staan.

U moet namelijk weten, lieve lezer, dat ik zo'n job doe die het daglicht niet mag zien. Letterlijk dan. Ik kan je verzekeren dat er om tien voor zes nog in geen velden of wegen natuurlijk licht te bespeuren valt. En dat dat twaalf uur later net zozeer het geval is. En laten dat nu net de uren zijn dat deze fietsster (u leest het goed, de dubbele s is er bewust geplaatst) ten strijde trekt, regenbroekske om de dijen gesjord en led-lampjes in verkeersverantwoorde kleuren in de aanslag. En fietsen maar. (Nog) geen kat (meer) te bespeuren op de baan.

Enkel die uil dus. En die doet de bal dan aardig aan het rollen gaan. Het creeërt een zoo-indruk, een reetjes-effect. Je kent dat wel, een uil, je weet wel wat-dat-is, maar als je het beest dan plots statig op een paaltje ziet zitten, de ogen die flikkerend in het schijnsel van je voorlicht een fractie van een seconde de jouwe kruisen, zo supervroeg in de ochtend, wanneer je nog geen mens gesproken hebt, of eerder later op de avond, wanneer je even met genoeg mensen hebt gepraat, dan doet dat wat met een mens.

Stante pede spoken er beelden door mijn hoofd van Meneer De Uil, Harry en zijn Hedwig of gewoon memories van langvervlogen uilspotting met vader des huizes. Gezien het tijdstip van onze ontmoeting, blijft ook het spreekwoord "een uiltje knappen" niet vaak achterwege.

Een statig maar bescheiden beest, vind ik het. Ingetogen wijsheid straalt het dier uit, mijns inziens. Wel wat straffere toebak dan een gemiddelde mus, mees of ekster. Die laten zich op dat tijdstip niet zien, no way. Dat zit nog aardig te maffen op zijn takje, te duffen in zijn wintervacht, tot het daglicht hel genoeg bevonden wordt om een ijl nootje uit een teer snaveltje te schuifelen. en op zoek te gaan naar de dichtsbijzijnde nootjeshanger.

Nen uil, That's the stuff. Trouw op post op onmogelijke uren. Eens wijs knikken, knipoogje en weg is 'ie, gerust dat hij mijn dag heeft gelanceerd en ik de zijne heb afgesloten, vertrouwend op mijn thuiskomst om zich te lanceren in het nachtleven.

Nooit gedacht dat ik het ooit zou toegeven over een wild dier, maar de strigiformes, he makes my day.

Dag lieve schermlezende kinderen, en oogjes dicht en snaveltjes toe.

Populaire posts van deze blog

Lust

Stilstaan in een wervelwind

Breaking